Wat is een Voltooid deelwoord?

Het voltooid deelwoord is de derde vorm van een werkwoord, zoals je dat in een woordenboek vindt. De eerste vorm is het hele werkwoord (=woordenboekwoord, woordenboekvorm, infinitief), de tweede vorm is de ik-vorm van de verleden tijd.

 hele werkwoord verleden tijd voltooid deelwoord
 om te lopen liep gelopen
 om te werken werkte gewerkt

Hoe vind je het voltooid deelwoord in een zin?

Ik maak de zin vragend.
Het voltooid deelwoord staat op de laatste plaats van de vraagzin.

Let op: deze regel geldt voor enkelvoudige zinnen en geldt uiteraard alleen als er een voltooid deelwoord in de zin staat!

Het voltooid deelwoord wordt op twee manieren gebruikt:

  • om de tijd van de zin te voltooien
  • als deelwoord van de lijdende vorm

Voltooide tijd

Als iets is voltooid, is het niet meer bezig. Je kan je hier vrij gemakkelijk een beeld van vormen:
Ik fiets = ik ben aan het fietsen
Ik heb gefietst = ik ben niet meer aan het fietsen, maar zit op een terrasje

Ik sliep = ik was aan het slapen
Ik heb geslapen = ik ben niet meer aan het slapen, maar ben wakker

In de voltooide tijd kunnen “hebben” en “zijn” gebruikt worden als hulpwerkwoord. In de meeste gevallen gebruiken we "hebben" als hulpwerkwoord. "Zijn" wordt gebruikt:

  • bij het voltooid deelwoord van koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, heten, schijnen, dunken, voorkomen)
  • bij voltooid deelwoorden die beweging, een ontwikkeling of een verandering uitdrukken. Bijvoorbeeld gaan, sterven of groeien

Meestal wordt bij een bepaald voltooid deelwoord een van beide gebruikt. Bij sommige werkwoorden kan je beide gebruiken. Je hebt dan wel een klein verschil in betekenis.
Kijk bij de taalunie als je daar meer details over wilt weten.

Lijdende vorm

Bij een zin in de lijdende vorm (= een passieve zin) ondergaat het onderwerp van de zin de handeling die wordt uitgevoerd. Bij een actieve zin voert het onderwerp zelf de handeling uit. Dit klinkt erg ingewikkeld, maar een voorbeeld maakt het vast duidelijk:

Jan | gooit | de bal. Jan (onderwerp) gooit zelf

 

De bal | wordt | door Jan | gegooid. De bal (onderwerp) gooit niet zelf.

In een zin in de lijdende vorm heb je altijd een vorm van het werkwoord worden (onvoltooide tijd) of zijn (voltooide tijd) en een voltooid deelwoord. 

Spelling van het voltooid deelwoord

Om een voltooid deelwoord goed te spellen, moet je net als bij een persoonsvorm in de verleden tijd onderscheid maken tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Weet je nog het verschil:
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Zwakke werkwoorden blijven gelijk in klank in de verleden tijd.

 

Op Wikipedia vind je een zeer uitgebreide lijst van sterke werkwoorden.
Let op: werkwoorden die van Engelse werkwoorden zijn afgeleid (zoals pushen, mailen,…) worden in het Nederlands zwak vervoegd:
 pushen pushte gepusht
 mailen mailde gemaild

Spellen van een zwak voltooid deelwoord

De regel voor het spellen van een zwak voltooid deelwoord is als volgt:

 ge + ik-vorm + t  als het hele werkwoord –en eindigt op: x,t,c,k,f,s,h,p (xtc-koffieshop; dit is de uitgebreidere versie van de alom bekende “’t kofschip” of “’t fokschaap”)

 ge+ ik-vorm + d  bij alle andere zwakke werkwoorden

voorbeeld:
  gooien
    en-
  ik gooi
  ge d+
  gegooid

Bij het spellen van sterke voltooid deelwoorden volg je de gewone spellingsregels. Let wel op: een sterk voltooid deelwoord eindigt altijd op –en!

Misbruik melden Meer informatie